Oorlogstijd 8 - Verhalen en informatie over Westkapelle

Ga naar de inhoud

Oorlogstijd 8

Oorlogstijd

Al gauw, bij de eerste afgang, gingen we weer naar beneden de dijk af, in de richting van de Koestraat.
Daar moesten we al dadelijk voorbij een reusachtige bomkrater, die vol water stond. Dat ging maar met moeite en daar gebeurde het dat mijn broer uitgleed en in het water terechtkwam. Ook ons brood viel in het water. Het leek ons beter om dat er maar niet meer uit te vissen, omdat we het water, waar onder meer een dood varken in dreef, niet zo vertrouwden. Nu hadden we zelfs dat dus ook niet meer.
Wat verderop, bij het Koudorp viel ons een kleine vlakte op, helemaal bedekt met een blauwachtige stof. Dat moet een bodemlaag zijn geweest, die door een enorme ontploffing omhoog was geworpen.
Daar was het ook dat we voor het eerst een Westkappelaar ontmoetten. Het was één van het handjevol, dat door alles heen in hun dorp was gebleven en dat ook nog had overleefd. Tijdens de landing hadden ze met zijn zevenen in een enorme bomkrater vlak achter de dijk dekking gezocht. Dat het de grootvader was van wie veel later mijn man zou worden, daar had ik natuurlijk toen nog geen idee van.
We praatten wat met elkaar en toen hij onze carbidlamp zag, kon hij zowaar ergens wat carbid voor ons opduiken. Dat was bijzonder welkom natuurlijk.

Bij de Noordstraat gekomen gingen we eerst naar ons huis kijken, dat aan het begin van de Papestraat had gestaan. Zoals we al wisten, was daar niets meer van over. Opmerkelijk was, dat daar alles bedekt was met een laag zwart stof. Dat was wat er nog te zien was van de kolen uit de opslag van mijn vaders kolenhandel.

Waar ons huis had gestaan en verder in de richting van de dijk was alles verwoest. Maar een kleine honderd meter verderop in de Noordstraat stond heel wat nog overeind. Daar hadden mijn oom en tante gewoond. We gingen de toestand opnemen. Die was niet echt slecht maar ook niet echt goed. Het huis van mijn oom was precies het eerste huis vanaf de dijk, aan die kant van de straat, dat nog stond. Maar zijn schuur, waar je eerst langs kwam, was wel getroffen en daar was een grote bomkrater. Een deel van het zand onder zijn huis was daar in gespoeld. Het gevolg was, dat het huis nu zichtbaar scheef hing en ook wat vervormd was. Niet echt veilig dus, leek het.
Mijn vader ging op inspectie uit. Hij ging het huis binnen, wat niet zo moeilijk was, want ramen en deuren waren kapot of open. Toen hij weer naar buiten kwam, had hij goed nieuws. De houten balken lagen allemaal nog min of meer op hun opleggingen in de muren, dus het huis zou wel blijven staan.

We gingen allemaal naar binnen en aan het werk. Er ontbrak van alles, want mijn oom en tante hadden in de weken, nadat ze uit Westkapelle waren weggegaan, nog van alles uit hun huis weggehaald.
Maar we hadden geluk. Op zolder stonden een paar logeerbedden met matrassen en beddegoed. Maar ook stond daar een gereedschapskist van hun schoonzoon.
Nu konden we aan de slag, waarbij vooral mijn vader de aanwijzingen gaf. We kozen een kleine kamer om bewoonbaar te maken. Er werden planken verzameld, wat onder de gegeven omstandigheden niet moeilijk was, op maat gezaagd en voor het venster gespijkerd. De kachel in de kamer werd aangestoken (hout genoeg), niet zonder moeite want er was een massa roet uit de schoorsteen gevallen. De matrassen werden op de vloer neergelegd.
Mijn grootvader was intussen wat verderop gaan kijken. Daar stuitte hij op een stal waar een paar koeien in stonden. Die waren een paar dagen niet gemolken, maar dat konden we snel verhelpen. Zodoende hadden we ineens melk genoeg.
Drinkwater was er bij het huis niet, want de regenbak was onbruikbaar geworden, maar gelukkig vonden we bij een ander huis een regenbak die intact was gebleven.
Intussen was er ook een Engelse officier geweest die de toestand had opgenomen en een soldaat stuurde met een groot blik met van die harde zeg maar scheepsbeschuiten.
Daarvan en met de melk die we hadden kookte mijn moeder pap, waar we natuurlijk wel aan toe waren. Dat we om de beurt moesten eten omdat er maar een paar lepels waren, was van minder belang. lees verder...


Terug naar de inhoud